Mijn studententijd (1978-1982)

Momenteel begeleid ik studenten op de Hogeschool van Amsterdam. Bij de minor management van creativiteit en innovatie zijn we bezig met persoonlijke ontwikkeling en hebben we als een van de doelen van de minor om de student te helpen om bij zijn/haar passie te komen en een project te realiseren gebaseerd op die passie. We zijn nu in die fase gekomen en een twintigtal groepjes zijn gestart met het uitvoeren van een project vanuit hun intrinsieke motivatie.

Hoe zat het eigenlijk met mijn passie in mijn studententijd? Waar werd ik blij van? Wie waren mijn rolmodellen? Wat kwam er in deze roerige tijd op mijn pad?

In juni 1978 behaalde ik mijn VWO diploma en startte in augustus 1978 op de VU met het introductieprogramma voor de studie economie. Het lukte me echter niet om mijn draai te vinden en ergens in september besloot ik de overstap te maken naar de pedagogische academie. Hier werd ik met open armen ontvangen en opgenomen in de groep.

In die tijd had ik me net laten dopen (volwassen doop) bij de volle evangelie gemeente in Amsterdam. Een vrije, blije geloofsgemeenschap met veel jonge mensen. Bijbellezen, zang en gebed stonden centraal. We kwamen 3 of 4 x per week bij elkaar (zondag samenkomst, dinsdag gesprekskring, woensdag bijbelstudie en vrijdag voor de leidinggevende broeders (waar ik al gauw bij behoorde)).

Tijdens mijn middelbare schooltijd had ik de hobby fotograferen ontwikkeld. Ik had een eigen donkere kamer en maakte zwart-wit foto’s. Mijn foto’s van kleine kinderen werden erg door de ouders gewaardeerd en waren ook de aanleiding voor het advies van mensen uit de geloofsgemeenschap om over te stappen naar de pedagogische academie.

Waar de meeste studenten zich in het studentenleven stortten, was ik een vreemde eend in de bijt die zijn leven aan de Heer wijdde. Zaterdag werkte ik nog in een Bakkerswinkel, dus ik had in die tijd een volle agenda. Het schoolwerk kon ik met gemak aan, ik werd vooral gestimuleerd om wat creatiever te zijn en trok me op aan een studenten groep met veel muzikaal talent en podiumdrang (cabaret). Ondanks mijn brave imago werd ik aanvaard en geknuffeld.

In die tijd ging ik wel meteen op kamers, eerst in de Gouden Leeuw (Amsterdam Zuid-oost) bij een mannelijke hospita en later op de Apollolaan in een eigen kamer. Ik liet mijn was nog wel door mijn moeder doen. Ook deed in deze periode mijn eerste seksuele ervaringen op, ik kreeg verkering met mijn huidige vrouw (september 1979) en werd zowaar een keer verleid in de metro door een man om mee te gaan naar zijn flat voor een drankje. Zo belandde ik midden in de nacht in een kamer op Kraaiennest en wist niet hoe snel ik weg moest wezen toen hij avances begon te maken.

In mijn jeugd had ik niet zo’n goede relatie met mijn vader opgebouwd en was als oudste zoon de vertrouweling van mijn moeder geworden. Zij heeft mij ook bij de geloofsgemeenschap binnen gebracht. Tijdens mijn studententijd kreeg mijn broer een brommerongeluk waardoor hij nooit meer goed zou kunnen lopen en zijn droom om een groot voetballer te worden in rook zag opgaan. Hij raakte mede daardoor een beetje de weg kwijt en kwam in aanraking met de politie. Hierdoor moesten we als gezin in therapie. Mijn vader vader en 2 van mijn broers kwamen niet in de geloofsgemeenschap, hierdoor waren we als gezin verdeeld en het gebrek aan empathie aan mijn vaders kant zorgde er voor dat de therapie op niets uitdraaide (dit was een van de oorzaken).

De geloofsgemeenschap werd ook belangrijker voor me dan mijn familie. De geloofsgenoten werden broeders en zusters genoemd en een bekende passage uit de bijbel (Mattheus 10:34-39) gaf me een vrijbrief om mijn broers en vader links te laten liggen. Ik zocht mijn rolmodellen in de voorgangers van de gemeente en wilde zelf ook een rolmodel worden (Ik identificeerde me met Jezus Christus).

Qua muziek liet ik me nog wel stimuleren door bands als de Golden Earring, Queen, the who, Simon & Garfunkel, the sweet en Bob Dylan. Ik zat ook regelmatig aan de radio gekluisterd en haalde de top 40 elke week bij de platenzaak. Qua literatuur was het mager, ik verslond de Lord of the rings en the mists of Avalon (Koning Arthur), maar las vooral in de bijbel en deed aan bijbelstudie.

Toch kan ik zeggen dat mijn tijd op de pedagogische academie van grote vormende waarde voor mij is geweest. Dit kwam vooral de warmte waarmee mijn klasgenoten me omgaven en doordat een van de studenten aan het eind van de studie botkanker kreeg en binnen een paar maanden van een sterke beer veranderde in magere lat. Ik ben aan het einde van zijn lijdensweg veel bij hem geweest en dit heeft een diepe indruk op mij achterlaten. Veertig jaar later denk ik nog vaak aan hem.

Deze overdenking heeft mij opnieuw doen realiseren dat we als docent/begeleiders ook moeten kijken naar het grote plaatje en onze studenten in deze kwetsbare jaren, waarin ze veel dingen voor het eerst meemaken kunnen helpen om zichzelf en de wereld om hun heen in een breder kader te plaatsen.

Bij de minor management van creativiteit en innovatie denk ik dat we de studenten handvaten geven en kansen voorhouden waarmee ze geholpen worden om hun toekomst beter vorm te geven. Ik ben blij dat ik de laatste jaren van mijn carrière onderdeel mag zijn van dit proces.

Dit bericht is geplaatst in Familie, persoonlijk. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *