Kim Castenmiller voltooide deze week haar trilogie over de toekomst van het onderwijs. Aangezien ik geïnterviewd was voor deze trilogie in 2019 (vlak na het verdedigen van mijn proefschrift) kreeg ik de drie exemplaren bezorgd en heb ik de komende weken iets te lezen. Ik was net weer bezig met het herlezen van: Hoe word ik gelukkig van Guus Kuijer (ook een must-read voor elke docent), maar dat rond ik dit weekend weer af. Leve de rugstreeppad!
Hieronder is het interview te lezen dat ik indertijd gaf:

Martin Haring is, zoals hij zelf zegt, een ‘oude rot’ in het vak. Al 37 jaar in het onderwijs waarvan 19 jaar in het hoger beroepsonderwijs. Hij wordt zestig dit jaar [2019] en rondde vorig jaar zijn PhD business studies af, waarin hij focuste op versterken van sociale netwerken van studenten. Voor ons boek Geef je organisatie toekomst spraken we acht jaar geleden met Martin en Pieter Spinder bij de Hogeschool van Amsterdam. Destijds liepen ze voorop door hun minor op een radicaal andere manier vorm te geven. Geen kennis overdragen maar toepassen. “We waren een eilandje binnen de Hogeschool. Honderdvijftig studenten elk jaar. Dat is overzichtelijk. Het punt van grote gemeenschappen is dat de persoonlijke aandacht erbij inschiet. Terwijl dit zo belangrijk is. Studenten moeten zich gezien, gehoord en gewaardeerd voelen. Dat lukte ons wel. Studenten gaven positieve feedback. Ze maakten een persoonlijke ontwikkeling door. Beroepsonderwijs moet ook bijdragen aan de professionele opvoeding. Hoe gedraag je je in het bedrijfsleven? Hoe ga je om met je eigen verantwoordelijkheden? Na tien jaar vond ik het tijd om het stokje over te dragen. Ik heb het geluk gehad dat ik een goede opvolger heb kunnen vinden die de ingezette lijn heeft doorgezet. Meestal veert het systeem terug als de vernieuwer vertrokken is.”
Consumptief
Het Engelse ondernemerschapsonderwijs is voor Martin een inspiratiebron. “Zij zijn veel systematischer bezig met welke skills nodig zijn om ondernemersgedrag te bevorderen. Ze hebben leerpractices opgezet en hebben veel meer doorlopende leerlijnen. De verschillende vormen van onderwijs zijn meer op elkaar afgestemd. Bij ons is het moeilijk om studenten uit de consumptieve houding te krijgen. Op de middelbare school worden ze nog zo opgevoed dat ze stof leren, vervolgens reproduceren en er een proefwerk over maken. Op het hbo willen we ze laten leren vanuit intrinsieke motivatie. Dat botst dan.”
Vijfentwintig jaar geleden lag het kennisniveau van de student hoger. Door de komst van het internet is er heel veel veranderd. Je hoeft minder uit je hoofd te leren.
Voor studenten vanuit het mbo is de aansluiting niet heel veel beter. “De mbo-student moet echt nog wat doen aan leesvaardigheid. Ik waarschuw ze op voorlichtingsdagen. Ze zijn niet meer gewend om grotere teksten te lezen en begrijpen. Vijfentwintig jaar geleden lag het kennisniveau van de student hoger. Door de komst van het internet is er heel veel veranderd. Je hoeft minder uit je hoofd te leren. De parate kennis is verplaatst van het hoofd het internet.”
Verhalenvertellers
Niet alleen de vooropleiding vraagt om aanpassing. Ook de hbo-docent zélf. “Ik kom van de generatie verhalenvertellers. We zijn opgevoed met het houden van monologen om zo kennis over te dragen. Maar we moeten het onderwijs omvormen naar workshops en studenten begeleiden. Korte instructies met opdrachten om te gaan uitwerken. Toepassen, daar gaat het om. Dat vraagt coaching en workshop skills. Die moet je wel beheersen. De vertaling naar de praktijk gaat heel traag. Dat komt door de massa. Ieder jaar weer komen er duizend studenten in het eerste leerjaar, waarvan je weet dat vijftig procent weer afvalt. Dan blijven we toch maar op de routine varen.”
Vijftig tot zestig procent valt dus uit het eerste jaar. “Commerciële economie blijkt dan toch niet de goede richting te zijn. We mogen geen voorselectie doen. Dus het eerste jaar ís de selectie. De overgang van middelbaar naar beroepsonderwijs is ook groot. Je moet zelf gaan plannen, krijgt verkering, ruzie met je ouders en op jezelf gaan wonen. Het is dé stap naar volwassenheid. Moeten we daar als school meer in gaan betekenen? Tja, waar houdt de taak van de school op. Docenten ervaren nu al een grote belasting. Er is veel regelgeving ingeslopen om de kwaliteit te borgen door de Inholland-affaire. Er zijn allemaal modelletjes die je moet invullen, rubrics afwerken. De jonge collega’s nemen het systeem nog erg serieus en daar gaat dan veel tijd in zitten.”
Macht teruggeven
Hoe zit het met de vernieuwing dan? “De vernieuwingsdrang is er wel degelijk. Maar het zit bij een aantal trekkers. Het risico dat ze overspannen en teleurgesteld het speelveld verlaten is groot. Het is moeilijk om de massa mee te krijgen. De grootschaligheid drukt op de creativiteit en de ontwikkeling. Je zit in een systeem en zodra je ervan gaat afwijken moet je allerlei administratieve handelingen verrichten. De kwaliteitszorg is doorgeslagen. De angst dat je niet goed controleerbare leeropbrengsten krijgt. Ik zie op menig hbo wel leuke goede experimenten. Maar het is allemaal kleinschalig en in de marge. Het lukt ons nog niet om het systeem te kantelen. Den Haag moet meer macht teruggeven aan de docent. Vertrouwen op het oordeel van de professional.”